We hebben het allemaal wel eens gespeeld, het spelletje kwartet. Kwartetten is een kaartspel dat ook erg geschikt is voor kinderen. Het doel is namelijk om vier bijelkaar horende voorwerpen bijelkaar te spelen. Een setje van vier bijelkaar horende kaarten is dan een kwartet. Het spelletje is erg eenvoudig, maar door goed op te letten in de beurten van andere mensen, kun je eenvoudig achterhalen welke kaart zich wáár bevindt. Kwartetten wordt hoofdzakelijk gespeeld met minimaal drie personen, maar er is ook een variant waarbij men met twee personen kan spelen.
Er zijn talloze kwartet kaartspellen op de markt. Deze hebben meestal één specifiek thema, bijvoorbeeld dieren. Zo is er bijvoorbeeld een categorie Zeedieren, en daarbij horen dan bijvoorbeeld de walvis, zeeleeuw, dolfijn en schildpad. Heb je geen kwartetspel in huis? Geen probleem, want je kunt kwartet ook eenvoudig spelen met een gewoon kaartspel (zonder jokers). Een kwartet bestaat dan bijvoorbeeld uit harten, schoppen, klaveren en ruiten acht.
We gaan eerst even uit van een spelletje met drie of meer personen. Allereerst worden alle kaarten opgedeeld. Het is mogelijk dat sommige spelers een kaart meer of minder hebben dan de rest. Dat is niet erg. Vervolgens gaat de eerste speler een kaart vragen aan een andere speler naar keuze. De speler mag alleen een kaart vragen van een categorie waar hij er zelf minimaal één van in de hand heeft. Als de speler de gewenste kaart heeft, dan dient deze afgegeven te worden. De speler mag daarna nóg een kaart vragen aan een willekeurige speler. Heeft de speler de kaart niet? Dan is de beurt over.
Als een speler vier dezelfde kaarten heeft, dan roept deze “Kwartet!” en dan worden de vier kaarten op tafel gelegd. Het spelletje gaat door totdat alle kaarten in kwartetten op tafel zijn gelegd. Degene met de meeste kwartetten wint het spelletje.
Wil je graag kwartet spelen maar ben je slechts met twee personen? Dan kun je een aparte variant spelen. De twee spelers krijgen een vast aantal kaarten en de rest wordt op een blinde stapel gelegd. Persoon A vraagt een kaart aan Persoon B. Heeft deze de kaart niet, dan dient Persoon A een kaart van de blinde stapel te nemen.
